1. Wilt u een model debuggen of de waarden in het model laten zien?
    Zet dan het modeluitvoer-paneel aan. Hier kunt u een slider naar een gewenst tijdstip van het model zetten, maar ook de snelheid waarmee het model wordt doorgerekend aanpassen. 
  2. Wilt u in één keer de kleur van alle objecten of relatiepijlen veranderen?
    Klik rechts in het modelleer venster. Kies: Bewerken -> Alles selecteren. Het hele model is nu geselecteerd.
    Klik nu opnieuw rechts in het modelleervenster en kies: Bewerken -> Kleur -> Relatiepijlen of objecten. Alle relatiepijlen/objecten kunnen nu tegelijk een kleur naar keuze krijgen.
  3. Wilt u meerdere runs van een model wilt laten uitvoeren waarbij één parameter aangepast wordt?
    Werk dan met de simulatie-omgeving. Klik rechts in het modelleervenster en vink Simuleren… aan. Kies hier de parameter die u wilt veranderen. U kunt de waarde van de parameter invoeren of veranderen door te slepen met een slider. Bent u tevreden met een waarde voor een parameter? Kies dan Waarde opslaan. Deze waarde wordt dan aan de parameter in het model toegekend.
  4. Heeft u behoefte aan een document waarin leerlingen / docenten fouten met modelleren of tips over modelleren kunnen vinden?
    Kijk dan bij ons lesmateriaal Natuurkunde en kies voor het lesmateriaal: Modelleren Troubleshooter.